De uitvinding van de fiets heeft vooral in Nederland grote impact gehad. Iedereen die nog enigszins goed ter been is heeft er één of meerdere in zijn of haar tuin, portiek of schuur staan. De fiets is dan ook bepalend voor het straatbeeld in ons koude kikkerlandje. Het vervoersmiddel werd echter voor het eerst gebruikt door onze oosterburen.

De oorsprong van het Nederlandse woord ‘fiets’ is altijd onduidelijk gebleven. Eén verklaring stelt dat het woord een verbastering is van het Franse woord voor fiets, vélocipedè, dat snelvoet betekent. Het is echter ook mogelijk dat de term afstamt van E.C. Viets, de Nederlandse fietsenmaker die rond 1880 zijn eigen rijwielen fabriceerde. Een Gentse hoogleraar wierp in 2012 een derde optie op, namelijk dat het woord afkomstig is van het Duitse woord ‘Vice-Pferd’, ofwel reservepaard. Zijn theorie wordt ondersteund door het feit dat de eerste fiets werd uitgevonden in Duitsland als vervanging van het paard.

Draisine

Er bestaan veel onverifieerbare claims voor de uitvinding van de eerste fiets, maar het eerste gedocumenteerde ontwerp behoort toe aan de Duitser Karl Drais (1785-1851). Hij ontwierp zijn ‘Laufmaschine’ (loopmachine), die bekend kwam te staan als de ‘Draisine’, in 1817 als een vervanging voor het transport door trekdieren. Deze eerste fiets beschikte over een houten frame en twee houten wielen, maar had geen pedalen of stuur. De bestuurder zat op het frame en bewoog zichzelf voort met behulp van zijn benen. Met zijn 22 kilo wegende prototype slaagde Drais erin om binnen een uur maar liefst 13 kilometer af te leggen. Desalniettemin was er weinig commerciële interesse in de fiets, met name omdat deze uiterst oncomfortabel was op onverharde wegen.

Bottenschudder

In 1862 besloot een Franse mecanicien, mogelijk Ernest Michaux of Pierre Lallement, een aantal verbeteringen aan te brengen aan de Draisine. Het nieuwe ontwerp was bestuurbaar en werd voorzien van trappedalen, bevestigd aan het voorwiel. De fiets bleek zeer populair in zowel Europa als Amerika. Om te kunnen voldoen aan de vraag werd in Frankrijk rond 1864 de eerste fietsfabriek opgericht. Bij de productie werd het houten frame vervangen door een gietijzeren variant met metalen wielen. Dit maakte de fiets echter zo oncomfortabel dat de Engelsen het ding al snel de bijnaam ‘The Boneshaker’, oftewel ‘De Bottenschudder’, gaven.

Hoge Bi

Het grote nadeel van de Bottenschudder was dat de trapas en het wiel altijd dezelfde rotatiesnelheid hadden. Om dit tegen te gaan en de snelheid te verhogen bedacht de Fransman Michaux in 1867 de ‘vélocipède’, ofwel de ‘Hoge Bi’. Bij dit ontwerp had de fiets niet langer twee banden van gelijke grootte, maar een klein achterwiel en een veel groter voorwiel. Hierdoor kon men met dezelfde trapbeweging een veel grotere afstand afleggen. Door de ongelijkheid van de wielen werd de fiets echter ook enorm gevaarlijk. Zo bleek het afdalen van een heuvel vrijwel onmogelijk en werd de fietser bij een onverwachtse stop over het stuur gelanceerd.

Moderne fiets

In 1885 voorzag de Brit John Kemp Starley zijn fiets voor het eerst van een kettingaandrijving die verbonden was met het achterwiel. Hierdoor was het grote voorwiel niet langer noodzakelijk en werd het fietsen een stuk veiliger. Dit was van groot belang, want tot op dat moment werd de fiets gezien als een uiterst onveilig transportmiddel en was het op veel plaatsen verboden te fietsen.

Door de introductie van kogellagers had de ‘Rover’, zoals Starley zijn ontwerp noemde, ook een stuk minder last van wrijving, maar vanwege de massief rubberen banden was het comfort nog niet optimaal. Hier kwam echter in 1888 verandering in, toen de fiets voor het eerst werd voorzien van de luchtbanden van John Dunlop.

Transportfiets

Er zijn sinds Dunlops uitvinding van de fiets met luchtbanden verschillende variaties op het klassieke model ontstaan. Eén bekende variatie is de transportfiets. Dit model, met een drager voor een traditionele bakkers- of slagersmand boven het voorwiel, werd in het begin van de twintigste eeuw ontwikkeld. Deze transportfiets was uitgevoerd in zwaardere kwaliteit dan een doorsnee fiets, om al het extra gewicht te kunnen dragen. Tegenwoordig winnen allerlei soorten transportfietsen weer aan populariteit: de bakfiets is bijvoorbeeld niet meer weg te denken uit het Nederlandse straatbeeld.

Omafiets

Het typische uiterlijk van een omafiets doet nostalgisch aan. Het frame van deze fiets is dan ook gebaseerd op een standaard damesfiets van rond de jaren vijftig. Al in de negentiende eeuw werd de rechte onderstang (door framebouwers de ‘damesbocht’ genoemd) door framebouwers gebruikt. De term ‘omafiets‘ is vanzelfsprekend pas veel later in gebruik genomen: in de jaren zeventig.